De Jonghe

De Jonghe Gustave Leonhard (1829 -1893)

Gustave Léonard de Jonghe was de zoon van landschapschilder Jan Baptiste de Jonghe, die hem ook de inwijdde in het schildersvak. Toen zijn vader in 1844 stierf kreeg hij van zijn geboortestad Kortrijk een studiebeurs en vervolgde zijn studies aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel, onder andere bij François-Joseph Navez en Louis Gallait.
Al in 1848 exposeerde hij op 18-jarige leeftijd in de Brusselse salon. Naar het voorbeeld van Alfred Stevens emigreerde hij in 1850 naar Parijs en maakte hij al snel naam als een populaire schilder van elegante vrouwen- en groepsportretten van de bourgeoisie. Vanaf de jaren 1850 zou hij diverse keren exposeren op de Parijse salon. Onder invloed van Alfred Stevens legde hij zich in de loop van de jaren 1850 vooral toe op de portretkunst. Hij schilderde vooral vrouwen uit de hogere kringen in luxueuze omgevingen, met veel aandacht voor modieuze kleding, steeds in een esthetisch-realistische stijl, zoals die in die tijd erg populair was. Invloeden zijn herkenbaar vanuit het japonisme en het oriëntalisme.
Hij werd een uitstekende schilder van elegant vrouwen en het gezinsleven tijdens het Tweede Keizerrijk. Mooie vrouwen in prachtige zijde stoffen, gesitueerd in grootse interieurs, vormden zijn recept voor een ongeëvenaard succes. De Jonghe presenteerde gedurende zijn hele carrière een reeks van dergelijke beelden. Bij elk werk was de setting misschien anders, maar zijn focus bleef altijd trouw aan het geïdealiseerde vrouwelijke type. Het gebruik van zo'n groots interieur gaf hem de gelegenheid om zijn observatie- en schilderkunst met grote flair uit te oefenen.
Vergeleken met zijn tijdsgenoten onderscheidde De Jonghe zich door zijn virtuoze talent en zijn reputatie was vanaf 1863 onomstreden.

In 1864 kende de Belgische koning Leopold I hem met de Orde van Leopold toe. Hij reisde bijna dertig jaar lang onophoudelijk tussen Parijs en Brussel en vestigde zich uiteindelijk in 1884 in Antwerpen. Daar stierf hij in 1893, op 63-jarige leeftijd.

Veel van zijn werk bevindt zich in privébezit, maar zijn werk bevindt zich ook in collecties van grote musea als het Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, de Hamburger Kunsthalle, het Hermitage in Sint-Petersburg en het Musée d'Orsay te Parijs.