Op een stille ochtend in de Alpen, waar oude stenen meer herinneren dan ze prijsgeven, loopt een jong meisje onder een vervallen boog door — een vergeten poort in steen. De lucht is fris, het licht zacht en breekbaar, en achter haar rijzen de besneeuwde bergtoppen op als eeuwenoude wachters boven de zonovergoten daken. Poort in Zuid-Tirol — zo zou dit schilderij van Jan Bogaerts, uit 1930, kunnen heten: een moment gevangen in olie en stilte, dat ons een blik gunt op een minder bekende zijde van de kunstenaar.
Bogaerts, vooral geprezen om zijn verstilde stillevens, toont hier een contemplatieve visie op landschap en herinnering. De ruïneuze poort, ruw van textuur en getekend door de tijd, opent zich naar een tweede boog, die het oog meevoert in schaduw en diepte. Een enkel meisje in traditionele klederdracht wandelt ons tegemoet — niet als hoofdpersoon, maar als onderdeel van de ruimte en haar ritme.
De compositie is beheerst en poëtisch. Zachte grijzen, verbleekte witten, aardetinten en gedempte groenen vormen een ingetogen palet dat het werk een stille majesteit verleent. Niets is opzichtig, en toch spreekt alles — over tijd, over eenzaamheid, over de blijvende stilte van oude plaatsen.
Geschilderd in 1930, tussen twee wereldoorlogen in, voelt dit werk als een persoonlijke meditatie over het verstrijken van de tijd. Het meisje onder de boog wordt een symbool — niet van verhaal, maar van verstilling. In dit beeld verbindt Jan Bogaerts zijn vroege romantisch-symbolistische fase met de sobere rust van zijn latere stillevens. Dit schilderij is, net als de afgebeelde poort, een drempel — tussen licht en schaduw, verleden en heden, het geziene en het herinnerde.