De okergap van de herfst en de bittere slaap van de winter zijn de thema's van de landschappen van de Deense kunstenaar Axel Søeborg. Met zijn bijzondere hand heeft Søeborg twintig jaar lang het rijke palet van het Scandinavische platteland vastgelegd. Hij had ook een voorliefde voor donkere interieurs en contemplatieve, psychologische zelfportretten.
Søeborgs artistieke carrière begon als huisschilder, maar hij veranderde al snel van gedachten en richtte zich op een meer verfijnde kunststijl. Hij begon zijn studie aan de tekenschool van de gebroeders Vermehren, Gustav en Sophus, zonen van de eminente Frederik Vermehren (1823-1910). Zijn opleiding werd voortgezet aan de Koninklijke Deense Academie voor Schone Kunsten en bij de figuurschilders Laurits Tuxen (1853-1927) en Peter Alfred Schou (1844-1914). Schou's donkere interieurs en stemmige scènes waren Søeborgs grootste inspiratiebron.
Søeborg geeft een contemplatieve, inzichtelijke sfeer aan close-up, nieuwsgierige afbeeldingen van eenvoudig ingerichte interieurs. De blik van zijn onderwerpen, meestal hijzelf en een onbekende vrouw, is doordrongen van psychologische intensiteit. Ze fixeren de kijker met een doordringende blik. In combinatie met een sterk gebruik van schaduw om de kamers in intimiteit te hullen en een stralend gebruik van licht om zijn onderwerpen tot het middelpunt van de scènes te maken, wordt de kijker een scène vol emotie ingetrokken.
Vooral zijn zelfportretten hebben deze intense kwaliteit. Een opvallende Søeborg is afgebeeld in sterke, bijna kubistische lijnen, in profiel maar met zijn ogen gericht op de kijker. Zijn blik is zwaar, zijn wenkbrauwen zeer uitgesproken. Søeborgs sterke gebruik van licht en schaduw draagt bij aan de ernst en geeft het tafereel een merkwaardig, buitenaards effect. Je krijgt de indruk dat er melancholische gedachten achter die ogen schuilgaan. In combinatie met de duisternis van de kamer is de toon nadenkend en somber.
Het is interessant om je af te vragen wat het schilderij Søeborg te bieden had. Misschien was het een spiegel waarin hij zichzelf en de wereld om hem heen kon weerspiegelen. Het psychologische aspect dat aan deze werken ten grondslag lijkt te liggen zou de oorzaak kunnen zijn. Hoe dan ook, het lijkt duidelijk dat hij de emotionele intensiteit van het schilderen voelde en het gebruikte om te experimenteren met het medium en om zijn eigen perceptie van zichzelf te onderzoeken.
Naast het interieur vond Søeborg ook veel inspiratie in de natuur. Gedurende de twintig jaar dat hij in Zweden woonde en reisde, legde hij de veranderingen en transformaties van de natuur vast naarmate de seizoenen verstreken.
Van Jamtland tot Dalarna en Småland, Søeborgs psychologische penseel lijkt zowel de emotie als de fysieke veranderingen van de natuur vast te leggen.
Door zijn oordeelkundige gebruik van belichting lijkt Søeborg zijn doeken de stemming van de natuur mee te geven. Een herfstvuur zet haar doek in vuur en vlam met oker en omber, waardoor de lucht aan het zicht wordt onttrokken. Een zilverachtige, verstikkende winter daalt neer op een dorp, verstikt het in sneeuw en voegt een drukkende kou toe. Dan arriveert de lente, die de sluier van immobiliteit doorbreekt. Het water stroomt vrij en weerspiegelt de kale boog van een uitgerekte tak. Het weelderige gras en de oplichtende hemel op de achtergrond beloven nieuw leven.
Deze fascinerende voorstellingen van de natuur en het zelf genoten niet meteen succes in de kunstwereld. Maar dankzij talloze tentoonstellingen in heel Europa kreeg Søeborg uiteindelijk wel erkenning. Een solotentoonstelling in 1937, een van de vele, bezegelde de zaak. Søeborg overleed onverwacht twee jaar later.
Tegenwoordig worden veel van zijn werken bewaard in musea in Aalborg en Sønderborg, Denemarken.