Gedoopt in de etherische gloed van Carrara-marmer, staat De Baadster van Cipriani Ugo di Meneville (1887-1960) als een verfijnde meditatie over de vrouwelijke vorm, een samensmelting van klassieke elegantie en de esthetische gevoeligheid van de vroege 20e eeuw. Met een hoogte van 70 cm belichaamt deze sculptuur een harmonie tussen idealisatie en natuurlijke gratie, waar ingehouden sensualiteit en introspectie naadloos samenkomen. In haar subtiele houding, de lichte buiging van haar hoofd en de zachte plooien van de stof die zij met één hand vasthoudt, roept zij de tijdloze schoonheid van de oudheid op, terwijl ze fluisterend de esthetische verfijning van de moderniteit weerspiegelt.
Op het eerste gezicht is Baigneuse een eerbetoon aan de klassieke traditie, met invloeden van de Grieks-Romeinse beeldhouwkunst en de academische precisie van de 19e-eeuwse École des Beaux-Arts. Haar contrapposto, met een subtiele gewichtsverplaatsing naar één been, verleent haar figuur een natuurlijke vloeiendheid, een echo van de neoklassieke muzen van Canova. En toch brengt Di Meneville in deze sculpturale taal een verzachte intimiteit: haar blik is neergeslagen, verloren in een innerlijke gedachte, haar sierlijke vingers raken haar kin in een moment van stille overpeinzing. De stof, losjes in haar hand gehouden, is noch een opzichtig decoratief element, noch een louter accessoire, maar eerder een symbool van bescheidenheid, een subtiel spel van bedekken en onthullen, dat doet denken aan de verfijnde sensualiteit van de Art Deco-beeldhouwkunst.
Als de compositie al spreekt van een tijdloos ideaal, dan is het de meesterlijke beheersing van marmer die deze sculptuur haar vitaliteit verleent. Gevormd uit Carrara-marmer, bekend om zijn fijne nerf en doorschijnende helderheid, lijkt Baigneuse zich los te maken van de zwaartekracht en een illusie van zachte huid te bieden. Elke welving van het lichaam, elke subtiele contour van spieren en huid is met fascinerende precisie uitgesneden, waardoor de sculptuur lijkt te ademen, te leven onder het licht. Het spel van licht en schaduw over haar gladde oppervlak benadrukt haar tedere vormen en tilt haar op boven een loutere afbeelding naar iets dat bijna ongrijpbaar is. De hand van de kunstenaar wordt onthuld in de fijne detaillering van haar vingers, de zachte golven van haar haar, de serene verfijning van haar gelaatstrekken, waarbij elk detail getuigt van een beeldhouwer met een diep gevoel voor gebaar en expressie.
Toch is Baigneuse meer dan een studie van schoonheid; het is een verstilde evocatie, een moment bevroren in de tijd. Terwijl Carpeaux zijn sculpturen doordrenkte met beweging en dramatische levendigheid, en Rodin op zoek ging naar de rauwe, onafgewerkte essentie van vorm, bewandelt Di Meneville een andere weg. Hij beeldhouwt niet om te imponeren, maar om rust te creëren. Zijn figuren streven niet naar actie of emotie; ze bestaan op zichzelf, zelfbewust en los van externe verhalen. In tegenstelling tot Maillol, die de vrouwelijke vorm herleidde tot een geometrische abstractie, behoudt Di Meneville een natuurlijke verfijning, waardoor zijn sculpturen zowel geïdealiseerd als diep menselijk blijven.
In haar uitvoering vindt Baigneuse haar plaats naast de neoklassieke zuiverheid van Canova, de vloeiende sensualiteit van Carpeaux en de ingetogen monumentaliteit van Maillol. En toch is wat Di Meneville onderscheidt zijn vermogen om de precisie van het classicisme te combineren met de subtiele verfijning van de moderniteit. Zijn figuren zijn noch overdreven mythologisch, noch abstract; ze bevinden zich in een wereld van intieme stilte, waar elegantie en bescheidenheid in perfecte balans zijn. De volledig gepolijste afwerking van Baigneuse, onaangetast door de expressieve textuurcontrasten van Rodin, benadrukt haar puurheid en innerlijke rust, waardoor haar aanwezigheid tijdloos, onaantastbaar en toch diep persoonlijk aanvoelt.
Hier staat dus een sculptuur die niet schreeuwt om aandacht, maar eerder fluistert. Baigneuse hoeft de ruimte niet te overheersen of spektakel uit te stralen; haar schoonheid ligt in de subtiliteit van haar expressie, in de verstilde elegantie van haar houding. Ze is noch mythe, noch allegorie, noch verleidster of godin—ze is gewoon zichzelf, gevangen in een moment van gratie, voor altijd zwevend tussen beweging en stilstand, bewustzijn en droom.