Maurice (Maurits) Langaskens, een Belgische schilder en prentkunstenaar, schreef zich in 1901 in aan de Académie Royale des Beaux-Arts in Brussel en werd opgeleid tot decoratieschilder door de vooraanstaande Belgische muurschilder en beeldhouwer Constant Montald. Langaskens werd al vroeg erkend als een goed tekenaar en won verschillende prijzen aan de Académie. Nadat hij in 1906 een paar maanden in Frankrijk had gewoond en gestudeerd, voornamelijk in Dijon, vestigde de jonge Langaskens zich in Schaarbeek, buiten Brussel. Hij begon zijn zelfstandige carrière in 1907, toen hij voor het eerst drie decoratieve schilderijen tentoonstelde op de Salon in Brussel en ook een tentoonstelling van zijn werk had in de Salle Boute in de stad. Het jaar daarop droeg hij zes schilderijen bij aan de 16e jaarlijkse tentoonstelling van de Belgische kunstenaarsvereniging 'Pour l'Art' in Brussel, waar hij in de loop van zijn latere carrière, tot 1941, vaak zou exposeren. (Langaskens ontwierp ook de affiche voor de 17e 'Pour l'Art' tentoonstelling in 1909). Ook in 1908 werd een van zijn schilderijen geselecteerd voor een tentoonstelling van moderne Belgische kunst in Berlijn. Veel van Langaskens vroege werk was in een levendige en visueel aantrekkelijke Art Nouveau of Symbolistische stijl. Deze gedurfde en kleurrijke manier vertaalde zich ook goed in grootschalige muurschilderopdrachten en hij werd al snel een van de belangrijkste schilder-decorateurs van het begin van de 20e eeuw in België. Zijn decoratie van het gemeentehuis van de stad Zoutleeuw in 1912 bezorgde de kunstenaar aanzienlijke faam en de lof van zijn leraar en mentor Montald: “Hij was een van de beste leerlingen van de klas; vandaag is hij de meest opvallende kunstenaar onder de decorateurs van onze tijd”. In hetzelfde jaar werd de eerste van een aantal tentoonstellingen van Langasken's werk georganiseerd in de Cercle Artistique et Littéraire in Brussel. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog onderbrak echter brutaal de opkomst van de succesvolle carrière van de kunstenaar. Langaskens werd begin augustus 1914 opgeroepen voor het Belgische leger en na minder dan veertien dagen werd hij gevangen genomen door de Duitsers. Hij bracht de volgende drie en een half jaar door als krijgsgevangene in interneringskampen in Sennelager, Münsterlager en Göttingen. Hij maakte talrijke, meestal kleinschalige schilderijen en aquarellen van portretten en afbeeldingen van veel van zijn medegevangenen, evenals scènes uit het dagelijkse kampleven, die vandaag de dag worden beschouwd als een van zijn mooiste en meest persoonlijke werken. Het was ook in deze periode dat hij twee van zijn bekendste schilderijen schilderde, het grote doek In Memoriam, geschilderd in 1916 en dat de begrafenis van een Belgische soldaat door zijn kameraden afbeeldt, en het monumentale drieluik Repose en Paix, geschilderd tussen 1915 en 1918. Na zijn bevrijding en terugkeer naar België exposeerde Langaskens meer dan tachtig van de schilderijen en tekeningen die hij als krijgsgevangene had gemaakt in de Galerie Sneyers in Brussel in 1918. Na de wapenstilstand schilderde Langaskens - lijdend aan afasie en zenuwaandoeningen veroorzaakt door zijn lange opsluiting - voornamelijk ezelschilderijen van winterlandschappen, rustieke genretaferelen en florale onderwerpen, en maakte ook een aantal ontwerpen voor wandtapijten, boekillustraties en glas-in-loodramen. Binnen enkele jaren was zijn gezondheid echter hersteld en begon hij weer grootschalige decoratieve muurschilderingopdrachten uit te voeren. In 1920 was Langaskens een van de oprichters, naast Montald, Jean Delville, Emile Fabry en Albert Ciamberlani, van de Société de l’art Monumental, gewijd aan de monumentale decoratie van openbare gebouwen en hun integratie in de architectuur. Een van zijn eerste openbare opdrachten na de oorlog was een grote muurschildering voor een school in Schaarbeek, voltooid in 1922. Een monografie gewijd aan Langaskens werd gepubliceerd in 1923 en belangrijke tentoonstellingen van zijn schilderijen, tekeningen en prenten werden gehouden in galerieën in Brussel in 1924, 1925, 1930 en 1936. Tussen 1934 en 1935 droeg Langaskens, samen met andere leden van de Société de l’art Monumental, bij aan de uitgebreide decoratie van de stadsschouwburg in Leuven. Hij bleef exposeren in de jaren 1940, met name op de jaarlijkse tentoonstellingen ‘Pour l’Art’. Daar toonde hij steeds meer van zijn prachtige grafische werk, dat steeds meer tijd in beslag begon te nemen. In 1943 verzorgde Langaskens ook illustraties voor een uitgave van Maxence Van der Meersch’ roman L’empreinte du Dieu. Na de dood van de kunstenaar in 1946 werd de inhoud van zijn atelier geveild in Brussel en vervolgens verspreid. Herdenkingstentoonstellingen werden gehouden in Brussel in 1949 en in Schaarbeek in 1956, terwijl meer recent een retrospectieve tentoonstelling van zijn werk werd georganiseerd in het In Flanders Fields Museum in Ieper in 2003. Veruit de grootste en meest uitgebreide collectie werken op papier van Maurice Langaskens – met meer dan vijfhonderd tekeningen, aquarellen en prenten, voornamelijk daterend uit zijn tijd als krijgsgevangene, maar ook werken uit zijn hele carrière – bevindt zich vandaag in het In Flanders Fields Museum in Ieper. Andere tekeningen van de kunstenaar bevinden zich in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel, het Metropolitan Museum of Art in New York, de Historial de la Grande Guerre in Péronne, de gemeente Schaarbeek en in verschillende privécollecties.