De uitzonderlijke artistieke talenten van Pierre Vlerick werden reeds erkend tijdens zijn studies aan de Gentse Academie (1940-1944) waar hij na zijn afstuderen een gouden medaille ontving.
In 1947-1948 schrijft Vlerick zich in aan de “la Grande Chaumière Academy”, een Parijse privé-academie die veel buitenlandse kunstenaars aantrekt dankzij de reputatie van de belangrijkste leraren zoals Maurice Denis (1870-1943). Denis was een van de grondleggers van de “Nabis” en wordt door veel kunstenaars en kunstcritici beschouwd als de peetvader van de abstracte kunst. Maurice Denis is beroemd om zijn uitspraak: “Vergeet niet dat een schilderij, voordat het enige vorm van representatie is, in wezen een plat vlak is dat bedekt is met kleuren in een bepaalde verzamelde volgorde.”
Bij La Grande Chaumière wordt Vlerick uitgedaagd om een eigen beeldtaal te ontwikkelen. Vlerick ontwikkelt een manier om de waargenomen werkelijkheid te vertalen in visies van kleur en vorm, die zich ergens op de as tussen figuratief en abstract bevinden. De realiteit wordt ontleed en gereconstrueerd tot een compleet nieuwe voorstelling.
Na een reis naar Spanje in 1955 evolueert de schilder naar het gebruik van fellere kleuren. Op de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1958 (Expo 58) wordt Vlerick voor het eerst geconfronteerd met echte werken van 17 Amerikaanse kunstenaars (William Baziotes, James Brooks, Sam Francis, Arshile Gorky, Adolph Gottlieb, Philip Guston, Grace Hartigan, Franz Kline, Willem de Kooning, Robert Motherwell, Barnett Newman, Jackson Pollock, Mark Rothko, Theodoros Stamos, Clyfford Still, Bradley Walker Tomlin en Jack Tworkov) en hij is diep onder de indruk. Deze gebeurtenis duwt hem nog verder in de richting van abstractie en vanaf 1959 evolueert Pierre Vlerick radicaal naar een lyrische abstractie. Zijn abstracte schilderijen uit de eerste helft van de jaren 1960 zijn experimenteel en rauw in hun behandeling van ruimte en oppervlak en betoverend door hun gebruik van oogverblindende kleuren.
In het begin van de jaren 1960 begon de kunstenaar abstract impressionistisch werk tentoon te stellen op internationale tentoonstellingen zoals het Carnegie Institute, (Pittsburgh 1961/1962); The Corcoran Gallery, (Washington D.C.1963) ; Biënnale van Venetië (Belgisch Paviljoen), (Venetië 1964); Musea de Arte Moderna, (Rio de Janeiro,1965).
Vlerick krijgt een Fulbright-beurs, waardoor hij in 1964 en 1968 in de Verenigde Staten kan verblijven. Hij geeft ook korte tijd les aan de Harvard University in Boston. Tegelijkertijd werkte Vlerick mee aan het samenstellen van de Forum-tentoonstellingen in Gent in 1961-62-63, waar de Europese avant-garde prominent te zien was. Zo stond hij in nauw contact met de kunstenaars en hun ideeën.
Het is zijn verdienste dat zijn werk altijd heel persoonlijk en origineel is gebleven. Vlericks werk staat ver af van de explicietheid van het expressionisme, van de scherpe afbakeningen van het surrealisme, van de hoekige multiperspectieven van het kubisme of de koele rationaliteit van het conceptualisme. Hij staat dichter bij de myopische kijk op de wereld die typisch is voor de observatie en weergave van de wereld door een impressionist. De manier waarop hij felle kleuren elkaar laat bevruchten is niet ver verwijderd van het fauvisme. En met Lyrical Abstraction deelt hij het lef om composities uit de hand te laten lopen. Eén ding is overduidelijk; hij behoort tot een generatie van na 1945 die geen zin had om zich over te geven aan de beperkingen van een bepaalde stijl.