Maximilien Fiot werd in 1886 geboren in Touraine (Le Grand-Pressigny). Fiot ging in de leer bij de beeldhouwer Prosper Lecourtier, die zelf bij Fremiet had gestudeerd en carrière maakte als dierbeeldhouwer, waarbij honden zijn belangrijkste specialiteit waren. Voor zijn eerste optreden op de Salon des Artistes Français in 1904 stelde Fiot een gipsen hond tentoon. Hij was toen pas achttien jaar oud en leidde een zeer bescheiden bestaan. Hij woonde in een klein huis in Nogent-sur-Marne, een dorpje op het platteland aan de rand van Parijs, een gebied dat erg in trek was bij impressionistische schilders. Het jaar daarop kreeg hij een eremedaille. Deze werd gevolgd door een bronzen medaille in 1911 en een zilveren in 1913.
Na de Eerste Wereldoorlog werkte Fiot aan verschillende oorlogsmonumenten. Hij bleef exposeren in de “Salon des Artistes Français”, waarvan hij in de jaren 1920 lid werd. Fiot beeldhouwde vogels, paarden, honden, katachtigen en wilde dieren uit de Franse bossen, waaronder zijn groep wilde zwijnen en een reekalf, die hij tentoonstelde op de Salon van 1928.
Hij was een naturalistische beeldhouwer, een tijdgenoot van Pompon. Hij stileerde zijn modellen niet, maar beeldde ze af in de serene houding van hun dagelijks leven. Zijn stijl was modern, dynamisch en verfijnd, wat hem onderscheidde van andere beeldhouwers uit zijn tijd, wiens meer statische werken werden gekenmerkt door de Art Deco stijl. Fiot's bronzen beelden onderscheiden zich door hun observatie van beweging, wat zijn onderwerpen vitaliteit en een opvallende gelijkenis geeft.
De meeste van zijn werken werden in brons gereproduceerd door de Susse gieterij, met behulp van het verloren-was proces. Sommige van zijn vroege bronzen werden door andere gieterijen gegoten. Hij maakte ook originele terracotta's, die mogelijk voorbereidende studies waren voor zijn stenen stukken. Hij beeldde vaak dieren af in paren of groepen. Op de Salon van 1933 won hij een gouden medaille, die hem uit de competitie plaatste, d.w.z. hij werd uitgesloten van toekomstige competities. Hij bleef werken tot zijn dood in 1953 in Corbeil, Essonne.