Jules Van Biesbroeck werd geboren in Italië in 1873 toen zijn ouders zich daar vestigden. Zijn vader was de Belgische schilder Jules Evarist Van Biesbroeck. Zoals veel kunstenaars uit zijn tijd werkte hij in Italië toen zijn zoon Jules werd geboren. De jongen woonde eerst in Italië en zijn familie kwam terug naar Gent toen hij twee was. Hij ging eerst in de leer bij zijn vader en daarna in de klas van Kuhnen aan de hogeschool voor Schone Kunsten. Hij was een wonderkind en verkocht zijn eerste schilderij “De herder” op 14-jarige leeftijd tijdens de Gentse Driejaarlijkse Tentoonstelling.
Het jaar daarop stelde hij voor het eerst tentoon in Parijs, op het Salon van de Champs Elysées. Hij viel op met een monumentaal schilderij en vooral door zijn naaktmodellen. Het schilderij schandaliseerde de censuur en de jonge kunstenaar werd gevraagd om zijn personages voor de tentoonstelling met sluiers te bedekken. Het werk van deze tiener werd uiteindelijk erkend en de jury gaf hem een eervolle vermelding op aanbeveling van William Bouguereau zelf.
Hij werd zowel beroemd in de schilderkunst als in de beeldhouwkunst. In 1897 behaalde hij de tweede plaats, na Henri Boncquet, op de Belgische Prijs van Rome in de klasse beeldhouwkunst en in 1898 behaalde hij dezelfde positie in de klasse schilderkunst.
Enkele jaren later kreeg hij de opdracht voor de stad Gent om vele monumenten te realiseren. Hij nam deel aan vele internationale evenementen, waaronder de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. In 1901 werd hij bekroond met een gouden medaille tijdens de Internationale Kunsttentoonstelling van Glaspalast in München en nogmaals door de stad Milaan in 1906. In 1910 werd hij unaniem lid van de Accademia di Belle Arti di Brera. Hij schilderde symbolistisch werk voordat hij zich op het oriëntalisme richtte. Vanwege WO I verliet hij Brussel in 1914 en vestigde zich in Bordighera, in de villa “Nid Propre” waar hij zich toelegde op impressionistische schilder- en beeldhouwkunst.
Uiteindelijk aangetrokken door nieuwe horizonten, begon hij in 1926 te reizen in Noord-Afrika. In 1927 ontdekte hij Algerije, wat voor hem een ware openbaring was. Hij veranderde zijn palet naar lichtere tinten en gaf oriëntalistische taferelen weer, met name de inwoners van Bou-Saada. Hij bleef in Algerije tot 1938 en keerde terug naar Gent, waar hij vooral oriëntalistische schilderijen bleef maken.