Geen nachtschade, 1962
Olieverf op Masoniet
121 x 61 cm (zonder lijst) 136 x 75 cm (ingelijst)
Gesigneerd en gedateerd linksonder 'P. Vlerick 1962'&
met titel, signatuur plaats en datum achteraan
Het werk van Pierre Vlerick vertoont enige gelijkenis met dat van Willem de Kooning. Terwijl de Nederlandse Amerikaan beroemd was om de wilde manier waarop hij met zijn doek omging, toonde Pierre Vlerick wat meer terughoudendheid, maar het maken van een schilderij was hoe dan ook een langzaam proces van stoppen en starten en herzien. Zijn exploratie moet resulteren in een juiste verhouding van kleurvlakken en strepen, vaak laag over laag aangebracht. Al zijn kleuren hebben een heldere intensiteit. Het was vooral het kleurrijke werk van Bonnard dat Vlerick inspireerde om zijn eigen unieke kleurenpalet samen te stellen van licht tintelende gelen, groenen, sinaasappelen en hier en daar wat blauw. Abstractie wordt benadrukt door zijn kleurgebruik. Kleuren die niet geassocieerd worden met voorwerpen uit het dagelijks leven domineren vaak de compositie: paars bijvoorbeeld. Dit is de basis voor zijn voortdurende abstractie, die eindigt als kleurvlakken gecombineerd met organische elementen die met de meest vage contouren zijn weergegeven.
Hoewel beide kunstenaars een zeer grootstedelijke, zeg maar wereldse kunst creëren, roept hun werk de natuur op. De Kooning wordt wel een meester van het 'abstracte landschap' genoemd. Ook de structuur van Vlericks werken is zeer plantaardig en organisch. Geen wonder dat hij zijn schilderijen zijn 'tuinen' noemde. Geen van beide kunstenaars liet zijn tuin leeg blijven: de Kooning creëerde een vrouwenfiguur die eruitzag als een kruising tussen een slet en de moedergodin. Vlerick stelde zich een vrouw voor die geniet van haar lichaam. Vlericks benadering van abstracte kunst is dezelfde als die van de Kooning: ze weigeren figuratief te schilderen, maar willen tegelijkertijd niet afzien van een verwijzing naar de werkelijkheid.
De Kooning verwoordde het ooit heel treffend tijdens een interview toen hij toegaf dat het schilderen van de menselijke figuur nog langer absurd was (in de naoorlogse periode), maar ook stelde dat het nog absurder zou zijn om het niet te doen. De enige uitweg uit dit dubbelzinnige dilemma is de deconstructie van de menselijke figuur. Niet om het te verwerpen, maar om het in al zijn kwetsbaarheid te tonen.
De uitzonderlijke artistieke talenten van Pierre Vlerick werden al erkend tijdens zijn studies aan de Gentse Academie (1940-1944) waar hij na zijn afstuderen een gouden medaille ontving.