Hij werd geboren in Leeuwarden. Zijn vader was een vooraanstaand koopman. Hij had verschillende leraren: in Leeuwarden studeerde hij bij de ontwerper Hendik Schaaff (1805-1850), in Amsterdam bij de schilder Jacobus Schoemaker Doyer en in Delft bij de lithograaf Willem Hendrik Schmidt (1809-1849). Van 1848 tot 1852 studeerde hij aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, waar hij les kreeg van Huib van Hove. Van daaruit ging hij naar Parijs, waar hij les kreeg van Charles Gleyre.[1]

In 1855 vestigde hij een atelier in Den Haag en exposeerde hij veel, zowel in Nederland als in Frankrijk en Engeland. Hij exposeerde ook op de Centennial Exposition in Philadelphia.[2] Veel van zijn interieurscènes schilderde hij in de stad Hindeloopen, die bekend staat om het behoud van de traditionele klederdracht.

Hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Eikenkroon in 1863.[2] Zes jaar later trouwde hij in Kensington met Catharina Swift, die zijn leerlinge was geweest tijdens bezoeken aan Engeland, en ze vestigden zich in Scheveningen in een villa genaamd “Frisia”. Zij zou later een bekende schilderes worden, onder de naam Kate Bisschop-Swift.

Hij was lid van de Pulchri Studio en de Hollandsche Teekenmaatschappij, waarvan zijn vrouw een van de oprichters was. Hij had ook veel leerlingen, onder wie Bernard Blommers, Karel Klinkenberg en zijn neef Richard Bisschop.

Hij stierf in Den Haag in 1904. Grote overzichtstentoonstellingen van zijn werk werden gehouden in 1905 en in 2008 in het Scheveningse Museum. Veel van zijn bezittingen werden overgebracht naar het Fries Museum en na Kate's dood in 1928 werden de hare en de rest van zijn schilderijen daarheen overgebracht. In het museum is een complete reproductie van hun atelier te zien.