Van Ryswyck studeerde aan de Antwerpse Academie en volgde een opleiding tot beeldhouwer en keramist, voordat hij een succesvol dierbeeldhouwer werd. Hij bezocht regelmatig de Antwerpse Zoo en observeerde de dieren in hun alledaagse gedrag. Van alle bewoners trokken vooral de katachtigen zijn aandacht. De kracht van hun spieren, de delicatesse van hun bewegingen en de nuances van hun vacht bleven hem verbazen. Albéric Collin en Raymond de Meester de Betzenbroeck behoorden tot zijn vrienden. Veel van zijn vroege diersculpturen lijken stilistisch op hun werk. Vastbesloten om naam te maken, verhuisde hij in 1935 naar Parijs, waar hij verschillende dierbeeldhouwers ontmoette en de Jardin des Plantes ontdekte. In Frankrijk nam hij regelmatig deel aan tentoonstellingen. Na de Tweede Wereldoorlog bleef hij in Frankrijk wonen en werken en in 1954 stelde hij zijn werk met succes tentoon in het mondaine Monte Carlo. De meeste van zijn werken tonen exotische dieren, voornamelijk zoogdieren, die hij altijd in elegante poses wil weergeven. Er zijn parallellen te trekken met het werk van Irénée Rochard en Marcel Sandoz. Van Ryswyck stierf bij een auto-ongeluk in Zuid-Frankrijk in 1958.