Dit schilderij is een perfect voorbeeld van lyrische abstractie en een uitgelezen schilderij uit de beste periode van Vlericks carrière.
Het werk van Pierre Vlerick vertoont een zekere gelijkenis met dat van Willem de Kooning. Waar de in Nederland geboren Amerikaan beroemd was om de wilde manier waarop hij met zijn doek omging, toonde Pierre Vlerick meer terughoudendheid, maar het maken van een schilderij was hoe dan ook een langzaam proces van stoppen, starten en herzien. Zijn exploratie moet resulteren in een juiste verhouding van kleurvlakken en strepen, vaak laag over laag aangebracht. Al zijn kleuren hebben een heldere intensiteit. Het was vooral het kleurrijke werk van Bonnard dat Vlerick inspireerde om zijn eigen, unieke kleurenpalet samen te stellen, bestaande uit licht glinsterende gelen, groenen en sinaasappelen, met hier en daar een vleugje blauw. Abstractie wordt onderstreept door het gebruik van kleur. Kleuren die niet geassocieerd worden met alledaagse voorwerpen domineren vaak de compositie: violet bijvoorbeeld. Dit is de basis van zijn voortdurende abstractie, die resulteert in kleurvlakken gecombineerd met organische elementen afgebeeld met de meest vage contouren.
Hoewel beide kunstenaars kunst maakten die zeer grootstedelijk, zelfs werelds was, riepen hun werken de natuur op. De Kooning wordt wel de meester van het 'abstracte landschap' genoemd. De structuur van Vlericks werk is ook erg plantaardig en organisch. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zijn schilderijen als “tuinen” omschreef. Geen van beide kunstenaars liet zijn tuin leeg: de Kooning creëerde een vrouwenfiguur die eruitziet als een kruising tussen een slet en een moedergodin. Vlerick stelde zich een vrouw voor die van haar lichaam genoot. Vlericks benadering van abstracte kunst is dezelfde als die van de Kooning: ze weigeren figuratief te schilderen, zonder hun verwijzing naar de werkelijkheid op te geven.
De Kooning verwoordde dit heel goed in een interview, toen hij toegaf dat het absurd was (in de naoorlogse periode) om de menselijke figuur nog te schilderen, maar zei dat het nog absurder zou zijn om dat niet te doen. De enige uitweg uit dit dubbelzinnige dilemma is om de menselijke figuur te deconstrueren. Niet om het te verwerpen, maar om het te laten zien in al zijn kwetsbaarheid.